Month: August 2023

Aangewaaid

Aangewaaid

In feite klopt het niet, aangespoeld. Nochtans is het een geliefkoosde term van zowel de inlanders als de exoten om de mensen aan te duiden die “niet van hier zijn”, eens te meer als die laatste soort zich, volgens de inheemse althans, ietwat invasief opstelt. 

Métier

Métier

Er waren ooit boeren die door de ijzel op de derde zondag van de maand maart, in combinatie met een milde winterzon tot ongeveer twee uur ’s middags, een flinke noordwester en stevige regen twee dagen voordien, niet alleen met een onwrikbaar zelfvertrouwen perfect konden voorspellen dat de oogst dientengevolge bovenmatig zou zijn, maar ook nog dat de door hen geteelde aardappelen om en bij de kwart pond zouden wegen, lichtoker van kleur en langwerpig van vorm zouden worden.

Dat konden wij ook, dachten we toen het die vrijdag aardig volliep op ons terras. Inmiddels hadden wij de nodige heliocentrische ervaring vergaard om met eenzelfde soort vakkennis te voorspellen dat ons terras na half zes minstens voor de helft zou blaken in de zon. En als klop op de vuurpijl voorspelden ze ’s anderendaags, op zaterdag, zelfs nog warmer weer.

Ons moment was gekomen: we besloten deze twee uur extra zonne-oogst te valoriseren en onze zaak twee uur langer, tot acht uur open te houden. Kon niet misgaan. Vervuld van ijver vulden we alvast de borrelnootjeskommetjes en sneden we enkele citroenen aan. Bijna haalden we extra terrasstoelen uit de kelder. We waren klaar voor de overrompeling van dorstige zonnekloppers.

Bovendien stond die zaterdagavond het solodebuut van ondergetekende gepland in het Noencafé. ‘s Namiddags had ik nog net genoeg tijd om de op bierviltjes opgetekende recepten voor onze verschillende cocktails in te studeren. Rond vijven was ik dan officieel de waard; alleen. Er heerste kalmte die contrasteerde met mijn zenuwen. Enkele tafeltjes waren bezet door habitués die goed genoeg wisten dat zes uur ons sluitingsuur was.

“Vandaag zijn we open tot acht uur!”
“Andere keer misschien.”

Om zes uur stipt waren de habitués de deur uit. Geen polonaise aan hun lijf, hen maak je niets wijs.

Bleef over: ik.

De minuten verstreken. Er was volk op straat, men trok naar de stad voor vertier en plezier, voor spijs en drank, voor cultuur en Theater aan Zee. Ik klikte wat muzieknummers aan tegen een hoger, uitnodigender volume dan doordeweeks, ging eens nonchalant postvatten in de deuropening, deed de frigo open om te zien of alles nog steeds in orde was. Tien minuten waren voorbij. Een blik op het terras: niemand.

Twintig minuten, dertig minuten, nog meer minuten: het duurde lang vooraleer terrastgast nummer één zich nestelde in de zon. Mevrouw bestelde een glaasje schuimwijn en betaalde meteen. Niemand gaat zitten op een leeg terras, dacht ik. De kop is eraf nu, je zal wel zien.

Ongeveer halverwege haar glas haastte mevrouw zich naar binnen. Dat haar bus gearriveerd was, zei ze. Het halve glas bleef achter op haar tafeltje. “Mevrouw, wacht!” Ik diepte een wegwerpbeker op uit de buffetkast, rende naar buiten, deed de rest van haar glas erin en had nog net genoeg tijd om me in de bus te storten.

“Mevrouw, alstublieft!”

Gelukkig droeg de buschauffeur een donkere zonnebril. Mevrouw daarentegen knikte vriendelijk bedankt. Ik trok terug naar mijn terras dat nu weer helemaal leeg was. Inmiddels vond mijn maag het etenstijd. Ik stelde een salade du chef samen aan de hand van de restjes uit de frigo en ging dan maar zelf op het terras zitten. “Niet slecht toch, fijn in de zon”, zei ik tegen mezelf.

Uit één van de volgende bussen stapte een dame uit. Ze bekeek het café. Ze liep door, ze kwam terug, ze wist het niet.

“Ik heb wel zin in een aperitief.”
Ik legde snel mijn bestek neer.
“Zeker mevrouw, wat mag het zijn?”
“Een kirr graag.”
Een stilte van een fractie.
“Dat, euh, dat hebben we niet.”